Kunstschilder Jan Jonges 1921-1976

Jan Jonges en Johanna van Hemert bij huwelijk van dochter Johanna

Jan Jonges (4.9.22) werd op 12 december 1921 in de 1e Sweelinckstraat te Amsterdam geboren als derde kind van Jan Jonges 4.9.19 en Theodora C. Donswijk. Dit echtpaar kreeg totaal tien kinderen, waarvan er vier binnen een jaar na de geboorte stierven. Het broertje Henk 4.9.36 overleed in de Tweede Wereldoorlog op achtjarige leeftijd.

Als “oudste” van de resterende vijf kinderen groeide Jan op in Amsterdam, waar hij na de lagere school in de Govert Flinckstraat naar de banketbakkersschool ging.

De familie Jonges verhuisde veel, wat in die tijd gebruikelijk was. Er heerste geen woningnood en de huizen werden goedkoop met nieuw behang aangeboden, zodat er ook makkelijk verhuisd kon worden.

Op vijftienjarige leeftijd kwam Jan in dienst bij een bakker in de Van Woustraat. Hij had het niet zo naar zijn zin, want na twee jaar kwam hij als “perser” terecht op een atelier van de heer Piet Bakker in de Nicolaas Bergerstraat. In deze tijd ontmoette hij ook zijn latere vrouw Johanna van Hemert.

Op 17-jarige leeftijd gaf hij blijk van een artistieke aanleg. Jan tekende graag en maakte ook muziek. Er zijn verhalen dat hij trompet heeft gespeeld in een bandje in Club Femina op het Rembrandtsplein.

Na het aanbreken van de oorlogsjaren trouwde Jan Jonges op 3 september 1941 met zijn Johanna van Hemert.

Tijdens de Februaristaking in 1941 werd door Jan uit solidariteit de lopende band op het werk stilgezet. Vlak daarna werd hij gewaarschuwd, dat deze daad verraden zou zijn en kreeg hij het advies onder te duiken. Na zijn besluit thuis te blijven volgde een oproep voor de Arbeits-Einsatz.

Door de druk van de Duitsers en de dreigementen dat zijn familie zou worden opgepakt en ook omdat een buurman N.S.B.-er was, had hij zich gemeld en hij werd naar Riga in Rusland gezonden om daar wegen te bouwen en stenen te hakken. Dit beviel uiteraard slecht en met een lotgenoot, Cor Zwart, was hij gevlucht. Het tweetal was lopend, rijdend met een trein en zelfs meevarend met een Rijnaak naar Nederland teruggekeerd.

Op 25 september 1944 werd het oudste kind, Pieter Jan Albert 4.9.26, geboren in de Rustenburgerstraat 289.

Om wat geld te verdienen en tevens onder te duiken kwam Jan terecht bij een groep onderduikers, waaronder ook Joodse mensen, die in de Kerkstraat schilderijtjes maakten en tegeltjes beschilderden. Later begon hij ook in opdracht zelfstandig te schilderen. Ook werd van zijn tekentalent gebruik gemaakt om persoonsbewijzen te vervalsen voor de ondergrondse.

Na de oorlogstijd had Jan een tijdlang met de kunstschilder Leo Wijnkamp Delftsblauwe bordjes vervaardigd. Zij gaven die dingen een craqueléachtig uiterlijk om ze er oud uit te laten zien. De bordjes werden in het land aan de man gebracht. Door de veelvuldige contacten met nonnen en paters maakten ze ook veel schilderijtjes met afbeeldingen van Jezus of Madonna met kind.

Voorts waren er activiteiten van geheel andere aard. Zo bouwde Jan Spaanse gitaren, als hobby maar ook voor de verkoop. In 1947 had hij op verzoek van de pastoor van Westerblokker samen met zijn vader, die timmerman was, de beelden en de schilderijen van de kerk aldaar gerestaureerd.

Ook werd in dat jaar zijn tweede kind, de dochter Johanna Alberta 4.9.25, geboren.

Rond die tijd kwam hij in contact met een groep kunstenaars die veel samen kwam in Café Eijlders aan de Leidsestraat te Amsterdam. Tot de regelmatige bezoekers behoorden onder anderen Karel Willink, Eppo Doeve, Karel Appel, Lucebert, Gerard Sluyter en Jan-Hein Donner, met wie heel wat partijtjes schaak werden gespeeld.

Na zich wat georiënteerd te hebben in de verschillende kunststromingen, zoals de Cobragroep, werd Jan uiteindelijk lid van de “Onafhankelijken”, een vereniging van beeldende kunstenaars, opgericht in 1921 en gevestigd te Amsterdam. Deze groepering stelde zich vrij en onafhankelijk op tegenover de conservatieve en vastgeroeste kijk op de kunst. De frisse ideeën en nieuwe idealen werden geuit door bijeenkomsten te or-ganiseren en gelegenheid te geven tot exposeren, te werken en te kritiseren.

Hoewel Jan Jonges tot zijn dertigste jaar geen druppel alcohol gebruikte, omdat zijn vader en grootvader alcoholisten waren, werd door de regelmatige bezoeken aan Café Eijlders, zo’n 3 à 4 maal per week, van zijn principe afgeweken.

In deze periode ging Jan verschillende malen naar het buitenland om te werken en te studeren. Zo reisde hij een paar keren naar Parijs, zwierf daar door de stad, tekende, speelde gitaar langs de terrasjes en sliep wegens geldgebrek onder de bruggen van de Seine. Zijn schilderijen uit die tijd zijn duidelijk herkenbaar: Parijse straatjes en Franse dames, een beetje in de “Impressionistische” stijl.

Vanwege de onregelmatige inkomsten meldde hij zich aan bij de Commissie Complementaire Arbeidsvoorziening Beeldende Kunstenaars. Deze overheidsregeling was ingesteld om kunstenaars een inkomen te verschaffen. Hun werken werden aangekocht, in depots opgeslagen en dienden ter verfraaiing van openbare gebouwen en instellingen. Aldus kon men kunst zien als investering en als belegging. Deze regeling stond bekend als de zogenaamde “Contraprestatie”. Van de aangekochte stukken en de plaatsen waar ze zich bevinden is een lijst beschikbaar.

In 1953, vlak voor de februariramp, werd de jongste dochter Francisca Johanna 4.9.24 geboren.

Het ongeregelde leven bracht voortdurend spanningen met zich mee. Zij resulteerden in 1957 in een echtscheiding. Jan had inmiddels bij Café Eijlders een vrouw ontmoet, ene Mary Hulsman. Zij stamde uit de toneelspelersfamilie Ruis. Hij trok bij haar in aan de Nicolaas Witsenkade te Amsterdam. In dat pand woonde ook Bueno de Mesquita. Er waren heel wat gezellige avonden geweest, met bezoeken van Ben Hulsman (een neef van Mary), Wim Wama (een zwager), Rudi Falkenhage, Piet Römer en vele anderen.

Samen met Mary had hij vakantie gehouden op Ibiza en Formentera. Daar werden stierengevechten bezocht en zijn veel tekeningen en schilderijen ontstaan met de stier als onderwerp. Ook haventjes en boten hadden hun aantrekkingskracht en vormden een bron van inspiratie.

Formentera – Schilderij van Jan Jonges

In Holland teruggekeerd kocht Jan een botter, die hij zelf helemaal opknapte en restaureerde. Dat nam wel een jaar in beslag. Ook kocht hij in deze tijd een scooter (zo rond 1960) en maakte daarop veel tochten de polder in. Zeker zo’n twee à drie keer per week ging hij naar Ouderkerk aan de Amstel, langs de Amstel en de Waver, Nes, naar Wilnis en Uithoorn, om te vissen, boten te bekijken, te kopen om ze vervolgens op te knappen en te restaureren. Deze liefde voor boten is duidelijk terug te vinden in zijn schilderijen.

In 1962 ontmoette hij Else Mulder. Zij gingen samenwonen op een zolderverdieping aan de Prinsengracht. Maar uiteindelijk keerde hij naar Mary terug. Door de goede verstandhouding onderling waren Jan en Else altijd goede vrienden gebleven.

Jan kocht een oud vrachtschip en legde dat voor de deur in de Nicolaas Witsenkade. Deze boot werd helemaal ter bewoning opgebouwd. In 1965 kwamen er veel spanningen met Mary en na nog al wat ruzie was Jan alleen op de boot gaan wonen. In de daarop volgende jaren had hij veel relaties, van dienstmeisjes tot directeursvrouwen.

Hij vulde zijn dagen met bezoeken aan het Waterlooplein en snuffelde daar naar leuke spullen, oude sigarenkistjes, boeken, enzovoort. Van het hout van de sigarenkistjes bouwde hij scheepsmodellen, zoals galjoenen, kopjachten en tjotters. Deze modellen verkocht hij aan een antiekwinkel. Hoewel hij op de boot geen stroom, geen water en geen gas had, bleef hij tot juni 1972 hier wonen. Aan de Sloterweg 1267-D in Amsterdam-Sloten stond een atelier tot zijn beschikking. Het was een oud schoolgebouwtje met hoge ramen, vlak buiten de stad Amsterdam.

In deze tijd leerde hij Dini Evers kennen en met haar werd een vaste relatie opgebouwd. In het begin zagen ze elkaar slechts tijdens de weekenden in het atelier. De slechte leefomstandigheden op de boot gaven aanleiding samen te gaan wonen op het adres Jan Lievensstraat 72. Door overmatig drankgebruik en een verwaarloosde suikerziekte werd de gezondheid van Jan slechter en verdwenen de inspiratie en de liefde. Het samenleven werd verder onmogelijk en er vond een “scheiding” plaats. Zijn levensblijheid verdween steeds meer.

Omdat de twee oudste kinderen buiten de stad wonen, werd Jan de laatste jaren verzorgd door zijn jongste dochter Cisca.

Na zijn 55ste verjaardag op 12 december, die nog huiselijk gevierd is met de kinderen, werd hij steeds zieker en op 23 december 1976 is hij rustig ingeslapen. Daarmee kwam een einde aan een zeer bewogen en actief leven.

Pieter Jonges 4.9.26, Heerhugowaard

Joke Jonges 4.9.25, Heerhugowaard

Cisca Jonges 4.9.24, Amsterdam

Share Your Thoughts

This site uses Akismet to reduce spam. Learn how your comment data is processed.