Een grafsteen uit 1761
Als u wat meer wilt weten over Jisp en zijn kerk dan kunt u hierover het boek “Het dorp aan de rivier de Ghyspe” door H.P. Moelker nalezen. Hieruit in het kort het volgende.
In het jaar 1438 kreeg Jisp zijn eerste eigen kerk. Honderd jaar later werd ze door brand verwoest en werd in 1548 herbouwd. Ten gevolge van het wegvallen van de welvaart en het wegtrekken van welgestelde burgers konden de reparaturen aan het gebouw niet meer worden bekostigd. De kerk raakte in verval en wel zo erg dat ze in 1882 moest worden gesloopt. Er werd wel weer een nieuwe kerk gebouwd, nu echter de helft kleiner en veel eenvoudiger.
Tot 1804 werd veelal in de kerk begraven, zo ook in Jisp. Voor de nieuwe kerk werden oude grafzerken als vloerplaten gebruikt. De kleinere kerk benodigde veel minder grafstenen. De overgebleven grafstenen werden in stukken en brokken afgevoerd en hier en daar zelfs gebruikt als bevestiging van slootkanten.
Onze Pieter Jonges (4.6.37) uit Spijkerboor vond op een gegeven ogenblik stukken van deze stenen waarop de naam Jonges voorkwam en nam ze me naar zijn boerderij. Het blijkt de grafsteen van Neeltje Jans de Wit te zijn.
Op deze stukken lezen we:
De stamboom geeft deze Stijntje (1.0.25) aan als zusje van Klaas (1.0.23). Dit lijkt verkeerd op basis van deze grafsteen. Uit de steenstukken lijkt dat Stijntje een dochter is van Klaas (1.0.23) en Neeltje Jans de Wit, en dus geen zusje van Klaas.
Deze tegenstrijdigheid kan mogelijk verklaard worden uit het overlijden van Stijntje Claasd Roos op het kraambed. Vermoedelijk heeft haar dochter Neeltje Jans de Wit (en echtgenote van Klaas 1.0.23) haar halfzusje onder haar hoede genomen alsof het haar dochter was. Ze beschouwde zichzelf als moeder van Stijntje (1.0.25). En een ieder om Neeltje heen beschouwde haar ook als moeder.
Share Your Thoughts